Up and down the Scilly Islands; 1 dag tegenwind in 6 weken tijd
De beste duurzame actie die je kunt maken is om je bestemming te bepalen op basis van het weer. We hadden de intentie om naar Denemarken en de Zweedse scheren te gaan, maar door de weersvoorspelling besloten we om de andere kant op te zeilen. Het werd Zuid-Engeland te bezeilen. Ja, het kost een set extra kaarten, maar we besparen dagen tegenwind en dat scheelt heel veel motoruren. De extra set kaarten is het waard. Heb je een dieselmotor, dan verdien je die 100 Euro makkelijk in diesel terug.
Maar het betaalt zich vooral terug in het comfort die ‘fair winds’ geven. We hebben in deze tocht van 6 weken maar 1 dag tegenwind gehad. 1 dag op 6 weken! Met de Scillies zo vlak bij, kozen we ervoor. Peter vond het eigenlijk nog lekker ook om weer eens even aan de wind te varen. Het deed hem denken aan de duizenden mijlen opkruisen van de Doldrums tot aan de Azoren.
Net voor ons vertrek kwamen Dario en Sabine Schwörer van het schip Top To Top vol interesse op de Ya kijken. Zij startten in 2000 met een zo duurzaam mogelijke reis van bergtop naar bergtop. De grote stukken varen ze met de Top to Top, een 15 meter zeiljacht. Voor het stuk naar de berg toe gebruiken ze de fiets. Ze lagen met een refit op de werf, met het hele schip overhoop, dus hebben we ze uitgenodigd voor het eten. Inmiddels hebben ze 6 kinderen, en een lerares aan boord, maar het paste allemaal prima in de kajuit van de Ya.
We vertrokken na een hartelijk afscheid met de havenmeesters en havenmeesteres van de stadshavens Medemblik.
De tocht moet een beetje worden als ware het en stukje wereldreis. Dan willen we niet blijven steken in een marina in de zeehaven, maar gaan we verder landinwaarts. Net voorbij Dover ligt het plaatsje Rye. Je moet eerst zo’n 2,5 mijl het riviertje omhoog, om de zuidkant van Rye heen, langs talloze bootjes en boten, die allemaal droogvallen. Ideaal, want de meeste jachten hebben kielen dus dan ben je gauw in een ‘uithoek’. We lagen aan ons gekozen plekje aan de kade aan de rand van het Middeleeuwse stadje.
We ontmoetten er Philip, een enthousiaste Southerly zeiler (met midzwaard). Hij is boer en daarnaast adviseur voor boeren en milieu-organisaties. Hij werkt ook in Nederland, waar hij in Friesland veel advieswerk doet. Peter heeft hem en de voorzitter van de havenstichting daar, een uitgebreide rondleiding gegeven.
Philip nam ons mee voor een tour door de omgeving van Rye. We zagen dat Rye al voor onze jaartelling de overslagplaats was voor ijzererts. Het werd er toen gewonnen uit de rotsen. Het was al vroeg een rijk stadje.
In de Middeleeuwen groeide Rye uit tot een belangrijk bastion in de verdedigingslinie van het Engelse Koninkrijk tegen de Franse en Hollandse aanvallers. De Engelse koningen maakten een mooie deal. Rye kreeg net als veel Engelse havensteden, allerhande infrastructuur, muren, wallen en poorten, maar Rye leverde dan wel de jonge mannen om ‘hun’ kust te verdedigen. Dat gaf Rye een bijzondere positie. Die was ook paradoxaal, want voerden ze oorlog met de Fransen (en Hollanders), terwijl ze er tegelijkertijd handel mee dreven – en in oorlogstijd natuurlijk tegen woekerprijzen.
Philip neemt ons mee naar een oud-burgemeester van Rye, die ons deze verhalen vertelt. Zijn huis is gebouwd op een opslagkelder zoals er in de Romeinse tijd en de Middeleeuwen talloze zijn gebouwd. Hij heeft zijn kelder laten uitgraven en wij bezoeken die. Ze bouwden toen heel slim, uitgekookt en oersterk.
Rye lag in de vroege Middeleeuwen nog aan de kust. Vervolgens is deze kustrand wat gestegen. Gaande het proces is men alvast gaan inpolderen, want meer akkerbouwgrond betekende meer voedsel, dus meer inwoners en meer groei. We zien nu eenzelfde kavelstructuur als in het ouderwetse Nederland, (nog goed herkenbaar in Groningen), terwijl het land inmiddels enkele meters boven de zeespiegel ligt.
Pas met de Industriele Revolutie, vanaf einde 18e eeuw, nam de betekenis van Rye af. Maar het voelt nog steeds als een middeleeuws plaatsje, door zijn kleinschaligheid heeft het wat Harry Potter achtigs.
We namen afscheid en zeilden verder. Bij Plymouth ging de wind draaien, dus daar gingen we naar binnen en voor anker in Jenny’s Cliff Bay. Zodra het tij gunstig was, voeren we Plymouth voorbij verder op de Tanar rivier. We passeerden een opvallend hoge brug. 10 mijl later, toen de stroom al bijna kenterde, naderden we het plaatsje Calstock, ook daar met een enorm hoge brug.
We hadden wat reparatiewerk en de Calstock Boatyard kon ons op de wenken bedienen: een goede ligplaats, elektriciteit, de materialen, de kennis, en vooral de mogelijkheid om gereedschap te lenen. Het werd nog leuker, want de buren zagen het klusgebeuren vanuit hun achtertuin en genoten van het schouwspel. Ze nodigden ons van harte uit voor de borrel. De werfbaas en anderen waren erg geïnteresseerd in het concept van de Ya en de uitwerking, dus Peter heeft met een uitgebreide rondleiding, plus borrel. De volgende dag werden we uitgenodigd om met de auto onze boodschappen te doen.
Rond Calstock was in het begin van de Industriele Revolutie een goed florerende mijnbouw. Koper, tin en fosfaat werden daar gewonnen. De erts werd aanvankelijk met zeilschepen vervoerd de zee over. Maar einde 18e eeuw kwamen daar ook spoorlijnen bij. Treinen kunnen maar matig klimmen en dalen, en zeilschepen hebben veel hoogte nodig, dus dat verklaart die fraaie hoge bruggen. Erg handig natuurlijk voor ons zeilers.
We hoorden mooie verhalen over de Scilly Eilanden. Ik hoorde eerder dat je er niet heel goed beschut kon liggen. Maar dat geldt alleen voor kieljachten, niet voor zwaardjachten zoals wij, want wij kunnen heel diep een baai in, bij wijze van spreke een strandlanding maken. We zouden wel een dagje moeten opkruisen, maar de Scillies waren zo aantrekkelijk geworden, dat we vertrokken zodra het tij ons liet gaan. En, het dagje opkruisen was eigenlijk best wel weer eens lekker.
Je ziet de Scillies laat, want het zijn rotspunten die niet hoog boven de zeespiegel uit komen. We zijn even aan een boei gaan liggen bij Hugh Town. Dat kost 20 pond, dus Peter vroeg aan de havenmeester: “Ok, I understand that you fry the air, and put some pepper and salt in it, before you put the air in the buoy. And for sure you polish the buoy every week. But what else do you do to make this buoy 20 pounds per night?”
Nadat Peter hiermee geen vrienden had gemaakt, vertrokken we naar Green Bay aan de oostkant van Bryher, de aanrader ook van de mensen in Calstock. Als je hier nu 20 pond moest betalen zou Peter het begrijpen, maar hier is het allemaal gratis. Bryer is een rustig, ongerept eiland en Green Bay is een gezellige boel van boten die droogvallen, kimkielers, langkielers-met-poten, en zodra het laagwater is en de zon lekker schijnt, komen de schippers naar buiten, en er is altijd wat: moet er ergens een mast omhoog, of moeten er bij een boot een ankerketting of lijnen bij, een steen opgetild. Zo helpt iedereen elkaar wat, uiteraard volop discussierend hoe het beter kan. Kortom, waar het in de zeilerij eigenlijk om gaat: pottering about with boats. En aansluitend een borrel.
Het wandelen is overzichtelijk, je kunt het eiland in een halve dag rondwandelen als je wilt. De Scillies zijn rotspunten die in de afgelopen miljoenen jaren zijn afgesleten en waar het boven zeeniveau begroeid is. De baaien aan loef zijn de angst voor elke zeiler: alleen maar rotspunten die her en der boven het water komen, of erger nog: net onder de oppervlakte zitten. De baai in het noordwesten van Bryher heet niet voor niets Hell’s Bay. Verzeil je daarin met windkracht 8 of zo, dan kun je alleen nog maar proberen je leven met minuten te rekken. Je schip slaat kapot en je zeilpak wordt een zak vol botten.